Noodzaak tot netwerk

Door:Jos van der Schot

Tijdens zijn afscheidstoespraak noemde Hans van der Vlist één voorbeeld waarin zijn net ontmantelde ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (nu dus voorheen VROM) uniek was. “Het was een bijzonder departement,” aldus de voormalig Secretaris Generaal, “altijd op zoek om samen te werken met andere ministeries en partijen in de samenleving.”
Het stond model voor de manier van werken op het ministerie. “Alle medewerkers werd op het hart gebonden om belangen tegen elkaar af te wegen en samen met anderen oplossingen te zoeken, die op zo breed mogelijke steun konden rekenen. Binnen het ministerie heette dat The Implementation Challenge; naar buiten gepresenteerd als win-win-oplossingen; buiten de VROM-deur afgedaan als ‘eindeloos gepolder’ en het sluiten van ‘slappe compromissen’. Indien in de juiste context en adequaat toegepast heet het de Mutual Gains Approach (MGA).

“Waarom zetten jullie die aanpak niet door in het nieuwe ministerie van Infrastructuur en Milieu?”, was de wedervraag van Ed Nijpels en Jacqueline Cramer, beide ex-minister van het ex-ministerie. Het antwoord op deze vraag, dat door Hans van der Vlist overigens niet werd gegeven, bestaat uit drie antwoorden. Ten eerste moet de initiatiefnemer een sterke drive hebben omverschillende (beleids)terreinen, die op het eerste gezicht tegenstrijdig zijn, te willen verenigen. Diewil heeft het oude ministerie van Verkeer en Waterstaat nooit getoond en de eerste tekenen vanhaar opvolger stemmen allerminst hoopvol. Rijkswaterstaat maakte van veel MGA-processen deeluit, maar was altijd terughoudend in zijn commitment met de uitkomst ervan. Een ‘fraai’ voorbeeld hiervan is de Integrale Ontwikkeling tussen Delft en Schiedam (IODS), beter bekend als A4-Midden Delfland. Vrijwel alle betrokkenen samen creëerden na bijna 50 jaar touwtrekken een doorbraak: eenafspraak voor de aanleg van de A4 door het gebied op een manier die ook het omliggende gebied een kwaliteitsimpuls zou geven. RWS wilde zich tijdens het proces niet binden aan de groeiende consensus en het rijksbesluit voor de aanleg van de weg mist uiteindelijk het gezamenlijke perspectief.


Een tweede reden dat de MGA-aanpak zal sneuvelen in de nieuwe context is het gebrek aan ambitie ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit van Nederland. Op dit moment viert bezuiniging en decentralisatie hoogtij en laat het Rijk het ruimtelijke beleid uit zijn poten vallen. De handschoen ligt nu bij de provincies. Zolang ’s lands wegenbouwers de provinciale aanpak niet al te sterk doorkruisen, biedt dat overigens wel kansen voor de MGA-aanpak. Juist bij provincies en in de regio’s bestaat meer gevoel voor belangenafweging en een integrale aanpak van de ruimtelijke ontwikkeling. Positieve ervaringen blijven vaak ook langer bewaard in het collectieve geheugen. En last but not least zit bij een aantal provincies de nodige expertise om MGA goed toe te passen. Want expertise is – als derde succesfactor – cruciaal bij de toepassing van MGA. Het is een schromelijke overschatting dat iedereen die een workshop heeft gevolgd of over MGA heeft gelezen, een proces denkt te kunnen (bege)leiden; hij of zij kan het begrijpen en een goed deelnemer zijn. Faciliteren is vakwerk. Een gestructureerde consensusbenadering inzetten, geaccepteerd krijgen door alle, vaak in conflict verkerende partijen en vervolgens tot een goed einde brengen vereist geduld, tact en een scherp luisterend oor. Om in tijden van barre wind en onwillig beleid de MGA-praktijk op het goede spoor te houden en op een hoger plan te brengen is  onderlinge steun en inspiratie nodig, en helpt het om elkaar scherp te houden en op de win-win-kansen te wijzen. Want, als het ministerie de consensus niet meer zoekt, moeten we het ze maar op een presenteerblad aanreiken.